Nokia 3110 classic - Beveiliging

background image

Beveiliging

Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld waarmee de mogelijke oproepen worden beperkt (zoals het blokkeren van

oproepen, gesloten gebruikersgroepen en vaste nummers), kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Selecteer

Menu

>

Instellingen

>

Beveiliging

en maak een keuze uit de volgende opties:

PIN-codeaanvraag

en

UPIN-codeaanvraag

— om het apparaat in te stellen om naar de PIN-code of UPIN-code te vragen

wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Bij sommige SIM-kaarten kan het vragen naar deze code niet worden

uitgeschakeld.

PIN2-codeaanvraag

— om in te stellen of de PIN2-code is vereist wanneer een bepaalde apparaatfunctie wordt gebruikt

die met de PIN2-code is beveiligd. Bij sommige SIM-kaarten kan het vragen naar deze code niet worden uitgeschakeld.

Oproepen blokkeren

— om inkomende en uitgaande oproepen te beperken (netwerkdienst). Hiervoor hebt u het

blokkeerwachtwoord nodig.

Vaste nummers

— om uitgaande oproepen te beperken tot geselecteerde telefoonnummers, als dit door uw SIM-kaart

wordt ondersteund. Als de functie Vaste nummers is ingeschakeld, zijn GPRS-verbindingen niet mogelijk, behalve bij het

verzenden van tekstberichten via een GPRS-verbinding. In zo'n geval moeten het telefoonnummer van de ontvanger en het

nummer van de berichtencentrale in de lijst Vaste nummers zijn opgenomen.

Beperkte groep gebruikers

— om oproepen te beperken tot oproepen naar en van een bepaalde groep personen

(netwerkdienst)

Beveiligings- niveau

— Selecteer

Telefoon

om in te stellen dat het apparaat naar de beveiligingscode vraagt wanneer een

nieuwe SIM-kaart in het apparaat wordt geplaatst. Als u

Geheugen

selecteert, wordt de beveiligingscode gevraagd wanneer

het SIM-kaartgeheugen is geselecteerd en u het gebruikte geheugen wilt wijzigen.

Toegangscodes

— om de beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code, PIN2-code of het blokkeerwachtwoord te wijzigen.

Code gebruiken

— om te selecteren of de PIN-code of de UPIN-code actief moet zijn.

Autorisatiecertificaten

of

Gebruikerscertificaten

— om de lijst met autorisatiecertificaten of gebruikerscertificaten te

bekijken die naar het apparaat is gedownload.

Zie 'Certificaten', p. 42.

Instell. beveiligingsmodule

— om

Gegev. beveiligingsmodule

te bekijken,

Verzoek PIN voor module

te activeren

of de module-PIN en de ondertekenings-PIN te wijzigen.

Zie 'Toegangscodes', p. 7.